Waarom het Nederlandse pensioensysteem het beste ter wereld is

Gepubliceerd op: 9 november 2020

Het Nederlandse pensioensysteem komt ook dit jaar weer als beste uit de bus in de Mercer-index. Waarom is dat zo, en hoe is het pensioen in andere landen geregeld? We vroegen het twee deskundigen.

 

We mogen er graag over klagen, maar daar is relatief weinig reden toe: het Nederlandse pensioenstelsel is het beste ter wereld. Op de Mercer Global Pension Index, die jaarlijks alle pensioensystemen wereldwijd met elkaar vergelijkt op verschillende cruciale punten, staan ‘we’ net als vorig jaar bovenaan. “Geen enkel ander land scoort zo goed op al die punten als wij,” zegt Rob Bauer, hoogleraar Institutionele Beleggers aan de Universiteit Maastricht. Voor de index wordt gekeken naar hoe toereikend, hoe houdbaar en hoe integer een pensioenstelsel is. Hebben deelnemers genoeg aan wat ze krijgen? Is het op lange termijn te betalen? En hoe eerlijk en transparant is het systeem?

 

In Nederland zit het alle drie wel snor, weet ook Onno Steenbeek, die bij APG verantwoordelijk is voor strategisch portefeuille-advies en als hoogleraar risicobeheer van pensioenfondsen aan de Erasmus Universiteit werkt. “De hele wereld is erg jaloers op Nederland,” zegt hij. “Wat ons uniek maakt binnen Europa is dat we veel hebben gespaard met het stickertje pensioen erop. ”

 

Amerika

Daar kunnen ze in een land als de Verenigde Staten alleen maar van dromen. Met een 16de plek op de internationale ranglijst met veertig landen scoort de VS niet zo goed. Het paternalistische model van Nederland, waarbij we allemaal verplicht voor ons pensioen sparen zodra we ergens in dienst treden, is in de VS ondenkbaar, zegt Bauer. Annuïteit, je pensioen periodiek laten uitbetalen, is daar in veel gevallen een keuze in plaats van een verplichting, zoals in Nederland. Áls je al pensioen krijgt. “Er is daar een enorme trend geweest van collectieve naar individuele systemen, of zelfs helemaal geen pensioen. De publieke pensioenfondsen die er nog zijn, zijn van staten en steden. Er zijn al steden failliet gegaan.”

 

Eén van de oorzaken daarvan is de zwakke wetgeving, zegt Bauer. “Er zijn wel richtlijnen, maar de fondsen hebben veel meer vrijheid om te doen wat ze willen. Dat is een groot probleem. Ze kunnen ontzettend veel risico nemen, waardoor ze hoge rendementen kunnen halen, maar ook veel kunnen verliezen.”

 

Bovendien hanteren de fondsen in de VS een optimistischer berekening van de dekkingsgraad, maar zelfs met die rekenmethode is die nog veel slechter dan in Nederland. Bauer: “Het grootste pensioenfonds van Amerika heeft een dekkingsgraad van rond de 70 procent. Maar als ze het zouden berekenen volgens de Nederlandse wetgeving, zou het nog maar 30 procent zijn.”

 

Amerikanen vinden volgens Bauer dat we in Nederland te streng zijn. “Je zou kunnen zeggen dat wij doen alsof de wereld vergaat, terwijl zij doen alsof er niets aan de hand is.”

 

VK en Denemarken

Het Verenigd Koninkrijk doet het op plek 14 al niet veel beter dan de VS. Ook daar hebben ze een beweging gemaakt van collectief naar individueel, zegt Bauer. Een jaar of vijf geleden kregen gepensioneerden daar de vrijheid om hun pensioen na hun 55ste in één keer op te nemen in plaats van het de rest van hun leven maandelijks te laten uitkeren. Bauer gruwelt van dit ‘Lamborghini-pensioen’. “Wij hebben dat veel beter geregeld met onze verplichte annuïteit. Economisch gezien is dat het slimste.”

 

Qua systeem komt het Engelse stelsel volgens Steenbeek nog het meest in de buurt van het Nederlandse. Je spaart er geld via je werkgever en je werkgever betaalt mee. “Alleen valt een groot deel van de bevolking daar niet onder.” Waar in Nederland 90 procent van de werkenden is aangesloten bij een pensioenfonds, is dat in Engeland, maar ook landen als de VS en Canada, maar zo’n 40 procent. Ook zetten de Engelsen maar 8 procent van hun inkomen opzij (de werkgever betaalt de helft), terwijl dat in Nederland zo’n 20 procent is.

 

Denemarken scoort internationaal gezien wel hoog, met een tweede plek. Dat hebben ze volgens Steenbeek vooral te danken aan het feit dat ze net als wij een AOW hebben, een goed georganiseerd en gefinancierd collectief basispensioen dat elke inwoner krijgt. Daarnaast hebben ze in de meeste gevallen een aanvullend pensioen, gekoppeld aan inkomen en vermogen.“

De problemen die we in Nederland zien, hebben andere landen ook. Vergrijzing is bijna overal een probleem, net als de lage rente

Hervormingen

Veel landen kunnen wel een grondige hervorming van het pensioenstelsel gebruiken, maar het is politieke zelfmoord om daarover te beginnen, stelt Steenbeek. “In Frankrijk speelt dat bijvoorbeeld. Ze doen het daar op dit moment heel goed wat betreft toereikendheid. Het pensioen is royaal, maar het is niet houdbaar. Dit stelsel is vrijwel volledig gebaseerd op omslag, en met de toenemende vergrijzing betalen steeds minder werkenden voor steeds meer gepensioneerden. Maar zodra je aan het stelsel gaat morrelen en voorstelt dat mensen later met pensioen moeten omdat het niet meer te betalen is, gaan ze de straat op en ligt het hele land plat. Zo’n hervorming doorvoeren lukt eigenlijk alleen in tijden van crisis.”

 

Over óns nieuwe pensioenakkoord is Bauer ‘voorzichtig positief’. Hij verwacht niet dat het onze nummer 1-positie in gevaar zal brengen, al moet hij nog zien hoe het er in de praktijk uit gaat zien. “Met het nieuwe akkoord is de generatiediscussie nog niet weg. En gaan we ons nu ineens wel houden aan alle regels die we hebben bedacht om indien nodig te gaan korten op de pensioenen? Als iedereen – ook de politiek – zich houdt aan de afspraken, dan is het een vooruitgang.”

 

Ook Steenbeek voorziet niet dat we met het nieuwe stelsel punten moeten gaan inleveren. “De problemen die we in Nederland zien, hebben andere landen ook. Vergrijzing is bijna overal een probleem, net als de lage rente. Het pensioen dat de huidige gepensioneerden krijgen, is waarschijnlijk minder makkelijk haalbaar voor toekomstige generaties. Het is niet meer zo vanzelfsprekend als het was, maar op houdbaarheid zullen we goed blijven scoren. De toereikendheid kan wat terugvallen, maar we zitten royaal hoor, vergeleken met veel andere landen. En op duidelijkheid zullen we beter scoren, want het nieuwe systeem is veel transparanter.”

 

Dat we nu zo goed scoren betekent niet dat we op onze lauweren kunnen gaan rusten, benadrukt Steenbeek. “Eigenlijk is het systeem zoals we dat hebben verzonnen niet bestand tegen de wereld waar we nu in zitten, met lage rentes, lagere verwachte rendementen, steeds meer mensen die überhaupt geen pensioen opbouwen en een bedrijfsleven dat niet bereid of in staat is om heel hoge premies te betalen. De royale beloftes die we hebben gedaan kunnen we niet nakomen. We hebben ontzettend veel geld bij elkaar gespaard, maar er moet iets gebeuren om op de eerste plaats te blijven staan.”

Hoe doen andere Europese landen het?

We noemden al Denemarken, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Maar hoe is pensioen in andere Europese landen geregeld? De site consultancy.nl brengt dit duidelijk in kaart. We pikken er drie uit.

 

  • Duitsland - #11 op de Global Pension Index

Ook voorbij onze oostgrens kennen ze drie pijlers. Al vormt de eerste pijler – verplicht voor alle werkenden – zo’n 80 procent van alle pensioenen in het land. Duitsland werkt sinds 2002 met een puntensysteem. Ieder gewerkt jaar levert punten op, die uiteindelijk worden omgezet in pensioen. Hoe meer punten, hoe hoger de uitkering. Wettelijke pensioenleeftijd? 67 jaar.

  • België - #16 op de Global Pension Index

Onze onderburen kennen net als wij drie pensioenpijlers: een ‘rustpensioen’ voor iedereen die werkt, een ‘extralegaal’ pensioen dat je collectief bij je werkgever opbouwt en een particulier spaarplan. Dat rustpensioen bedroeg bij publicatie van het artikel op consultancy.nl (2017) gemiddeld zo’n 60 procent van het gemiddeld verdiende loon en is gebaseerd op ‘omslag’: premiebetalers financieren dus direct de pensioenuitkering van gepensioneerden. De wettelijke pensioenleeftijd is nu 65, maar stijgt naar 67 in 2030.

  • Spanje - #22 op de Global Pension Index

Belangrijkste pensioenregeling in Spanje is een verplicht overheidspensioen. Opvallend is dat lage en middeninkomens een vrij hoog percentage van hun verdiende loon als pensioen krijgen uitgekeerd: maar liefst 90 procent in 2017. Ook hier geldt het omslagbeginsel: werkenden financieren met hun premie het pensioen van de ouderen. Wettelijke pensioenleeftijd in Spanje is 65, maar stijgt naar 67 in 2031.