Waarom heeft Nederland voor ruim 35 miljard euro aan goud?

Gepubliceerd op: 25 mei 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de vraag waarom De Nederlandsche Bank voor ruim 35 miljard euro aan goud bewaart.

Sinds 1968 lag een deel van de Nederlandse goudvoorraad opgeslagen onder het hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank (DNB) in Amsterdam. De afgelopen weken werden de veertienduizend goudbaren en duizend kisten met gouden munten verplaatst, van hun tijdelijke opslag in Haarlem naar het zogeheten DNB Cashcentrum op een zwaarbeveiligd defensieterrein bij Zeist. Daar ligt nu 31 procent van de totale Nederlandse goudvoorraad van 612 ton. Eenzelfde percentage ligt in New York, terwijl 20 procent wordt bewaard in de Canadese hoofdstad Ottawa en 18 procent in Londen. Waarom heeft Nederland deze voorraad  ̶  met een huidige waarde van ruim 35 miljard euro  ̶  eigenlijk?


Goudstandaard

In 1936 ging Nederland, als een van de laatste Europese landen, van de goudstandaard af. Vanaf dat moment kon je je guldens niet weer inwisselen voor goud. Dat deed toch al niemand omdat betalen in goud lastig is. Maar dat de mogelijkheid bestond, schiep vertrouwen in de stabiliteit van de munt, legt Knaap uit. “Het is echter heel slecht voor monetair beleid, omdat de koppeling van een munt aan de goudstandaard betekent dat je geen extra geld kunt creëren, tenzij je extra goud koopt. En de hoeveelheid beschikbaar geld is een belangrijke variabele in een economie. Eind 19e, begin 20ste eeuw groeide de economie hard, en dan wil je extra geld kunnen drukken, maar dat kon dus niet. Het prijsniveau laten dalen, de enige andere oplossing, zorgde voor economische stagnatie. Vasthouden aan de goudstandaard was daarmee één van de oorzaken van de Grote Depressie van de jaren dertig.”


Het leidde ertoe dat steeds meer centrale banken van de goudstandaard afstapten, waarna het ‘fiat-systeem’ ontstond. Daarbij heeft geld geen intrinsieke waarde. Die wordt slechts gecreëerd door het fiat van de overheid die de munt uitgeeft. “De centrale banken zaten als erfenis van de goudstandaard nog wel met een grote hoeveelheid goud waarvan ze niet wisten wat ze er precies mee moesten. Nederland verkocht in de jaren negentig dan ook een groot deel: zo’n dertig jaar geleden hadden we nog 1700 ton goud, nu nog ‘maar’ ruim 600.” Achteraf bezien is een deel van dat goud tegen een bodemprijs verkocht. “Wellicht bestaat daarover enige spijt en wil geen regering het risico lopen die fout nog een keer te maken.”

Als belegging is goud helemaal niet zo aantrekkelijk

Vertrouwensanker
Op de website van DNB valt ook te lezen dat goud dient als reserve en vertrouwensanker. Knaap: “Het heeft dus bijna een symbolische waarde. Dat, plus het feit dat DNB net een nieuwe opslag in gebruik heeft genomen, doet wel vermoeden dat de rest van de voorraad niet snel zal worden verkocht. In principe kan een centrale bank gewoon (papier)geld uitgeven, daar hebben ze geen goud meer voor nodig. Maar centrale banken hebben doorgaans wel allerlei bezittingen en goud is daar een onderdeel van, net zoals vreemde valuta dat zijn. DNB bezit naast goud dus ook dollars, yen en ponden.”


Dat goud altijd een zekere waarde behoudt, betekent dat het als vertrouwensanker kan dienen. Het vormt daarnaast ook een belegging – of in andere woorden – een reserve. “Als belegging is goud helemaal niet zo aantrekkelijk: het levert immers geen dividend of rente op en je moet maar hopen dat het meer waard wordt. Verder doet het niets. Al is het denken over goud wel wat opgeschoven en zien veel beleggers goud nu toch als hedge tegen hele slechte tijden. Doen aandelen en obligaties het bijvoorbeeld slecht, dan gaat de goudprijs vaak omhoog. Dat is ook precies wat gebeurde tijdens de financiële crisis van 2008 en de coronacrisis. Dus als je een beleggingsportefeuille hebt waar ook goud in zit, zorgt dat voor stabiliteit. Zoiets geldt in versterkte mate voor centrale banken, die juist in moeilijke tijden hun reserves nodig hebben.”


Sancties

Goud vormt wel een steeds kleiner deel van de totale reserves van landen. Bestonden de reserves van ontwikkelde economieën in 1950 nog voor gemiddeld 80 procent uit goud, nu is dat gemiddeld 17 procent. Voor opkomende economieën daalde het percentage van 30 naar 7 procent. Met 56 procent ligt Nederland dichtbij het gemiddelde van 53 procent in  de eurozone. Ons land behoort sinds 1999 tot de grootste verkopers van goud, samen met Frankrijk, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk.


De grootste kopers waren Rusland, China, Turkije en India. “Het IMF heeft onderzocht waarom juist die landen veel goud kochten. Naast de lage rente – waardoor Amerikaanse obligaties minder aantrekkelijk werden – en het argument van goud als een veilige haven, speelde nog een derde factor mee: de angst voor sancties. Als je je reserves vooral in dollars aanhoudt, ben je voor de beschikking over dat geld afhankelijk van de VS. Dat maakt het voor die landen aantrekkelijk om een goudvoorraad aan te leggen, ondanks de nadelen die daaraan kleven: je moet het bewaken, je kunt het niet meteen uitgeven en niet zomaar verplaatsen.” Die nadelen gelden uiteraard ook voor de Nederlandse goudvoorraad, maar leggen het nog altijd af tegen de voordelen van goud als vertrouwensanker en reserve.