Economisch onafhankelijk

Gepubliceerd op: 21 januari 2021

Een man die alles zelf kan. Dat ideaalbeeld zal ik wel nooit bereiken. Kwestie van broers die handiger zijn. Zij pakten vroeger alle klusjes in huis op. En zo ontnamen ze mij de kans – ik bedoel natuurlijk de prikkel – om met mijn handen iets te leren. Als er tegenwoordig een keukendeurtje kraakt, dan laat ik een klusjesman komen.

 

Dat lijkt volledig tegen de tijdgeest in te gaan. Zelfvoorziening is populair tegenwoordig. Huiseigenaren wekken bij voorkeur hun eigen stroom op. Onder jongeren is er een groep die zijn eigen (vroeg)pensioen wil regelen. En menigeen droomt van een eigen moestuin. Door off grid te gaan, beperk je de afhankelijkheid van anderen, is de gedachte. Ook op nationaal niveau speelt het: moet je medicijnen en mondkapjes niet ‘in eigen hand’ houden? “Laten we reserves opbouwen, zodat we niet naar de pijpen van het IMF hoeven dansen.”

 

Het is niet alleen maar een romantisch verlangen. Er is een economische basis. Consumenten hechten meer waarde aan een kast die zij zelf in elkaar hebben geschroefd dan aan een kant-en-klaar exemplaar (in de literatuur bekend als het IKEA-effect). Zelf doen voelt goed! Daarnaast is het een logische reactie op de financiële crisis, eurocrisis en coronacrisis om een buffer aan te willen leggen. Dat scheelt afhankelijkheid van anderen. Toch?

 

Aan die redenering zitten wel wat haken en ogen. Alles zelf doen is niet efficiënt. Als de klusjesman mijn problemen oplost en ik die van hem, dan zijn we twee keer zo snel klaar met een beter resultaat. Kortom, je haalt meer uit je tijd als je die doelmatig inzet. Een ander punt is dat het aanleggen van buffers je als land of individu veerkrachtiger lijkt te maken, maar je creëert er nieuwe afhankelijkheden mee.  

 

Dat zit zo. Ik kan alleen maar sparen als iemand anders bereid is schuld aan te gaan. Dat geldt ook voor landen. Alle wereldwijde handelsoverschotten – zeg maar nationale besparingen – bij elkaar opgeteld zijn per definitie gelijk aan alle handelstekorten. Het ene land spaart, het andere leent. Kortom, het is niet gezegd dat de aanleg van buffers het systeem stabieler maakt. Niet elk land kan nettobezitter zijn van vermogenstitels. Bovendien: als de schuldenaren bezwijken, gaan de buffers ook onderuit. De ‘wet van behoud van ellende’ noemde mijn natuurkundeleraar dat vroeger.

 

Het maakt ook duidelijk dat onafhankelijkheid een illusie is. Als ik op een grote zak met spaargeld zit, dan ben ik juist afhankelijk van anderen. Zij zullen mijn geld moeten accepteren in ruil voor goederen of diensten in de toekomst. Misschien doen ze dat niet. Als iedereen straks tegelijk met pensioen wil om lekker te tuinieren dan is er niemand om een maaltijd te bezorgen of een keukendeurtje op te knappen.

 

Nu zal het in de praktijk natuurlijk niet zo extreem uitpakken, maar het geeft aan dat ook in de economie geldt: no man is an island. Onze rijkdom is juist gebaseerd op innige samenwerking met vreemden. Misschien heeft het kapitalisme ons individualistischer gemaakt, zeker niet onafhankelijker. Eigenlijk is ‘economische onafhankelijkheid’ intern tegenstrijdig.

 

Uiteraard wil ik niet zeggen dat buffers zinloos zijn, alleen dat je je er niet blind op moet staren. Het ‘investeren’ in sociaal kapitaal kan ook zeer lonend zijn. En als dan een keer de nood aan de man is en je geen geld hebt voor een klusjesman, dan is er misschien een buurman die wil helpen. Of een handige broer natuurlijk.

 

Charles Kalshoven is senior strategist bij APG