Beleggingen uitgelegd: de bedrijfsobligatie

Gepubliceerd op: 27 juni 2023

De beleggingswereld kent vele bekende en minder bekende termen. Denk bijvoorbeeld aan aandelen, obligaties of futures. Maar wat zijn het precies? In een reeks lichten we de kenmerken en de ontstaansgeschiedenis van de diverse beleggingscategorieën toe. In deze aflevering gaat Odette Mutsaers (Portfoliomanager Credits bij APG) in op de bedrijfsobligatie.

De bedrijfsobligatie in het kort


Wat is het?
Een lening, uitgegeven door een bedrijf.


Wanneer is het ontstaan?
Vierhonderd jaar geleden, toen de VOC als – waarschijnlijk – eerste onderneming obligaties uitgaf.


Wat komt er nog meer bij kijken?
Analisten van grote beleggers bestuderen nauwgezet de bedrijven waarvan ze eventueel een obligatie willen kopen. De rente die een obligatiehouder krijgt, kan per obligatie verschillen.

Wat is het?
Een bedrijfsobligatie – credit in jargon – is simpelweg een lening die is uitgegeven door een bedrijf. “Door grote beleggers wordt onderscheid gemaakt tussen twee partijen die bedrijfsobligaties kunnen uitgeven. Dat kan gebeuren door bedrijven zoals ASML, AkzoNobel en Alliander of door banken”, vertelt Mutsaers.


Ook wordt onderscheid gemaakt tussen zogeheten ‘Investment Grade’- en ‘High Yield’-bedrijven. “Die eerste hebben een wat hoger kredietrisico dan bijvoorbeeld een overheid, maar alsnog een goede kredietwaardigheid. De kans dat zo’n bedrijf zijn obligatie terugbetaalt, is dus relatief groot. Dit soort bedrijven zijn vaak al langere tijd actief, hebben stabiele kasstromen en in het verleden laten zien dat ze aan hun financiële verplichtingen voldoen. Bij High Yield-bedrijven wordt de kans iets kleiner geacht dat de obligatiehouder zijn geld terugkrijgt, bijvoorbeeld omdat het bedrijf relatief klein is of actief is in een sector met wat meer onzekerheid.”  

Overeenkomsten met staatsobligatie
De bedrijfsobligatie kent veel overeenkomsten met de staatsobligatie. “Ook bij bedrijfsobligaties wordt vaak een groot bedrag opgehaald, van tussen de 500 miljoen en 3 miljard euro. Die worden opgedeeld in kleinere delen. Als een belegger zo’n deel koopt, leent die dus geld uit aan het bedrijf en wordt daarmee obligatiehouder. Dat betekent dat het bedrijf de belegger (half)jaarlijks rente is verschuldigd. Na de looptijd van de obligatie ontvang de belegger het door hem uitgeleende geld terug. Het is ook mogelijk om de obligatie op de markt door te verkopen, net als bij een staatsobligatie.” 


Veel bedrijven geven aandelen uit om geld op te halen, maar nog veel meer bedrijven geven voor dat doel obligaties uit. “Dat doen ze bijvoorbeeld om hun bedrijf te kunnen uitbreiden, een overname te doen of ze besteden het aan onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten. Een bedrijf heeft natuurlijk opbrengsten, maar die zijn soms niet genoeg of komen niet op tijd om bepaalde uitgaven te dekken. Obligaties bieden dan uitkomst.”


Net als staatsobligaties kennen ook bedrijfsobligaties verschillende looptijden. “Een kortlopende bedrijfsobligatie heeft een looptijd van zo’n twee tot vijf jaar. Voor middellanglopende bedrijfsobligaties is dit zo’n zeven tot tien jaar en voor langlopende vijftien tot twintig jaar. Daarmee is de looptijd van bedrijfsobligaties aan de korte kant in vergelijking met staatsobligaties. Die hoeven soms pas na vijftig jaar te worden terugbetaald.”


Wanneer is het ontstaan?
Het fenomeen obligatie gaat minstens terug tot het Mesopotamië van 2400 voor Christus. Voor de eerste bedrijfsobligaties komen we – net als bij de eerste aandelen – uit bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). De rente (‘coupon’) op die eerste bedrijfsobligaties uit 1623 bedroeg 6,25 procent.


Wat komt er nog meer bij kijken?
Onafhankelijke kredietbeoordelaars bepalen de kredietwaardigheid van bedrijven. Analisten beoordelen dat kredietrisico verder door een fundamentele analyse te doen. Daarbij kijken ze verder dan alleen de algemene economische omstandigheden. “Ze analyseren de resultaten, volgen het nieuws rondom het bedrijf, bezoeken conferenties en praten met het management. Zo krijgen ze onder meer een goed idee van de bedrijfsstrategie, met welke bedrijfsonderdelen de winst wordt gemaakt en wat de belangrijkste concurrenten zijn. Aandelenbeleggers kijken ook op zo’n manier naar bedrijven. Al letten wij meer op het zogeheten downside-risico: wat is het risico op verlies? Wat zijn de terugbetalingsvoorwaarden als een bedrijf failliet gaat? Bij aandelen wordt meer gekeken naar de upside van een bedrijf: wat zijn de kansen? Wat is de verwachte waardestijging van aandelen?”


Naast de specifieke kenmerken van een onderneming, is de rente een belangrijke factor voor het bepalen van de waarde van een bedrijfsobligatie. “Die is een afgeleide van de rente waartegen banken kunnen lenen bij de centrale bank van een land. De rente op de obligatie is onder meer afhankelijk van de looptijd. Ook de terugbetalingsvoorwaarden spelen een rol. Het kan zijn dat een bedrijf verschillende soorten obligaties uitgeeft, waarbij de ene obligatie een hogere prioriteit van terugbetaling biedt bij een faillissement. Obligatiehouders met een lagere prioriteit zullen dat risico gecompenseerd willen zien met een hogere rente. Tot slot geldt ook dat bedrijven met een hoger kredietrisico vaak een hogere rente moeten betalen om investeerders te compenseren.”


Als de centrale bank – in het geval van Nederland de Europese Centrale Bank – de rente verhoogt, worden nieuwe obligaties aantrekkelijker dan de bestaande. “Op de nieuwe krijgt de obligatiehouder dan bijvoorbeeld 4 procent rente, en op de oude maar 3 procent. De prijs van de oude obligatie zal dan zakken, om die weer even aantrekkelijk te maken als de nieuw uitgegeven obligaties met een hogere rente. Dat mechanisme geldt zowel voor staats- als bedrijfsobligaties.”